Ik ben op weg naar Bethlehem,
ik heb het blijde bericht vernomen.
Dat d’ engel sprak met luidde stem,
er was een kind op d’ aard gekomen.
’k Hield bij mijn schapen trouw de wacht,
en zat bij ’t vuur met mijn vier vrienden.
Toen engelen koren in de nacht,
ons van het heugelijk nieuws bedienden.
Verblijdt zijn wij opweg gegaan,
om ’t kindje Jezus te bezoeken.
En klopten bij de stal zacht aan,
waar ’t kindje lag gehuld in doeken.
De deur ging open op een kier,
waarachter Jozef en Maria wachtten.
Hij vroeg wat zoeken jullie hier,
deed immers geen bezoek verwachten.
Toen melden wij hem ons verhaal,
wat d’ engel aan ons heeft doen horen.
Van engelenzang op grote schaal,
voor ’t kindje in de stal geboren.
Wij knielden neder bij het kind,
met grote vreugde in onze harten.
Dat in de kribbe zich bevindt,
genoemd wordt Jezus Man van Smarten.
Der wereld redder is dit kind.
en ’s werelds licht dat rijk doet schijnen.
Dat in ons midden zich bevindt,
en daaruit nimmer zal verdwijnen.
Toen brachten wij de boodschap rond,
in Bethlehem en ver daar buiten.
Zo ging het nieuws van mond tot mond,
wat God in liefd’ heeft doen besluiten.