God had Maria uitverkoren,
voor ’t dragen van het Goddelijk kind.
Dat door de Geest uit haar geboren,
Zijn Een’ge Zoon zou zijn bemind.
Haar schoot als Godshuis rijk gezegend,
waarin het leven groeien mocht.
Is met Gods rijke dauw bejegend,
die voor dit kind een moeder zocht.
Maria, maagd wiens hart zo zuiver,
hoorde de blijde boodschap aan.
Die d’ engel bracht en stille huiver,
is in haar binnenst rond gegaan.
Toen heeft haar hart de Heer geprezen,
zingend voor God haar lofzang uit.
Bracht dank en eer aan ’t Opperwezen,
voor ’t wonderlijke raadsbesluit.