Geen afgodsbeeld van hout of steen
zal men op aarde ooit aanbidden.
Maar enkel God de Heer alleen,
die dan zal wonen in ons midden.
Een afgodsbeeld spreekt niet de taal
van liefde waar wij naar verlangen.
Slechts God spreekt voor ons allemaal
de taal van liefd’ die wij ontvangen.
Een afgodsbeeld van hout of steen
kan onze beden nooit verhoren.
Dat kan de Levende alleen,
die voor ons steeds het licht laat gloren.
In ’t leven is er ook maar een
die liefde geeft en kan vergeven.
Het boze kwaad door menigeen
dat in het leven is bedreven.
Toch is de wereld overvol
en kent velerlei afgodsbeelden.
En ook ons hart betaalt de tol
voor wat wij met de wereld deelden
aan afgodsbeelden als bezit
aan rijkdom en aan andere zaken.
Waar voor ons nimmer heil in zit
en ons niet echt gelukkig maken.
Maar God die in de hemel woont
Hij is de God om te aanbidden.
Geen aards bezit dat ons niet loont
maar enkel God die in ons midden
de spil de Enige wil zijn.
In ons bestaan en heel ons leven
die ieder vragend groot en klein
zijn hart en leven Hem te geven.