Een spiegel kan ons irriteren,
als die ons voorgehouden wordt.
Om daarin kijkend weer te leren,
van ons beperken en tekort.
Wij willen er niet graag in kijken,
omdat hij zoveel van ons zegt.
Dat wij het beeld maar snel ontwijken,
of dat het door ons wordt weerlegd.
Wij gaan de spiegel 't liefst ontlopen,
als het ons lukt, maar even kan.
Want 't ware spiegelbeeld zal slopen,
ons goede beeld van vrouw of man.
Wij kunnen d’ aanblik niet verdragen,
als God ons daarin kijken laat.
Als 't ware beeld ons aan zal klagen,
wat werkelijk ons voor ogen staat.
Ons beeld is oud en is versleten,
dat lang nog niet op Jezus lijkt.
Wat ons de spiegel scherp laat weten,
en ook de harde waarheid blijkt.
De opdracht is om ons te ijken,
naar het volmaakte Christusbeeld.
Om daar ook meer op te gaan lijken,
zoals 't aan ons is meegedeeld.
Wij moeten ons beeld gaan verruilen,
voor 't beeld dat God van ons verlangt.
We hoeven niet meer weg te schuilen,
wanneer de spiegel 't beeld ontvangt.
Als wij dan in die spiegel kijken,
ons voorgehouden door Gods hand.
Dan zal de spiegel ons vertellen,
je bent de schoonste in Gods land.