In Gods wedstrijdendivisie,
spelen de clubs die er zijn.
Om de beker eens te winnen,
eindigend met een festijn.
’t Is een grote competitie,
met voor ogen ’t ene doel.
Om de prijs te gaan behalen,
met euforistisch gevoel.
Elke speler heeft zijn opdracht,
die God hen als trainer gaf.
Om die niet te gaan verzaken,
met een gele kaart als straf.
Jezus is in ’t spel scheidsrechter,
die de wedstrijden steeds leidt.
Naar de regels zal geschieden,
zoals door God voorbereid.
’t Is vaak spannend om te volgen,
hoe het spel steeds verdergaat.
En het doel ook te bereiken,
waar de speler elk voor staat.
‘t Blijkt niet makkelijk om te winnen,
’t spel bestaat uit tegenstand.
Om de punten te behalen,
in saamhorig clubverband.
’t Spel dient sportief te verlopen,
eerlijk en oprecht gespeeld.
Om de hoofdprijs te verkrijgen,
door God eenmaal uitgedeeld.
En aan ’t eind der competitie,
op de ranglijst nog te staan.
Waardoor wij als voetbalspelers,
allen ’t Godsrijk binnengaan.
Want aan ’t eind der competitie,
heeft God immers steeds gezegd.
Wordt de krans der overwinning,
om een ieders hoofd gelegd.
Iedere speler krijgt een beker,
die zijn inzet heeft getoond.
Die beloft’ van God is zeker,
dat Hij daar ons mee beloont.