verdwijnt de waas die ons omgeeft.
Helder zal dan voor onze ogen,
het licht der heerlijkheid eens staan.
Als wij daarin de wondere werken,
van 't Godsrijk mogen binnen gaan.
Nog ligt de zwarte floers der zonde,
over ons leven uitgespreid.
En zijn wij allen nog geketend,
totdat Hij komt die ons bevrijdt.
Om al de kettingen te breken,
verlost waaraan ons leven lijdt.
In vrijheid zullen wij eens leven,
ontdaan van alles wat beklemt.
Verrast door wat God ons zal schenken,
en voor het eeuwig heil bestemt.
Als straks de sluier weggenomen,
het hart en ziel tot vreugde stemt.