de levensadem stokt.
Geroepen en vergaderd,
ten hemel ingeklokt.
Dan rest nog slechts te zweven,
gaand door beloofde sfeer.
Op vleugelen van het leven,
voorgoed bij God de Heer.
Ik ken het stil verlangen,
dat diep mijn hart vervuld.
Om in het licht gevangen,
van God te zijn omhult.
Mijn ogen mag ik richten,
tot Hem die ik bemin.
Door wie 'k mij op laat richten,
voorgoed de hemel in.