krijgt van Hem adem, geest en lucht.
Hij schiep de dieren en de mensen,
zon, sterren, maan en blauwe lucht.
Hij schiep het land, Hij schiep de wateren,
bron en, rivier als een zilveren lint.
God laat Zijn zegenstromen klateren,
Hij is de Heer die Zijn schepping bemint.
Laat ons God om Zijn goedheid loven,
die al wat leeft op d' aard bestiert.
In liefd' die tot ons komt van boven,
waarmee Hij steeds Zijn schepping siert.
Wij zien rondom de rijke kleuren,
van bloem en plant in elk seizoen.
Die voor ons bloeien en doen geuren,
in rood en geel en het zacht vermiljoen.
Wij zullen de aard voor God beheren,
rentmeesters zorgzaam voor het land.
En aan de nageslachten leren,
de wond're werken van Gods hand.
Wees dan met zorg steeds weer bewogen,
met 't geen wat ons is toevertrouwd.
En met het vaste doel voor ogen,
wetend dat God ons werk beschouwd.