Wat moet ik met een kind, de kribbe,
met witte doeken en wat hooi.
Wat moet ik met een os en ezel,
en herders in eenvoud’ge tooi.
Wat moet ik met de figuranten,
die Jozef en Maria zijn.
Een ster die straalt naar alle kanten,
boven het Christuskindje klein.
Dit is het kerstfeest wat wij vieren,
rondom een kitsche namaak stal.
Die in de kamer staat te pronken,
waarin Hij koning wezen zal.
Wat moet ik toch met deze Herder,
die nog steeds in de kribbe ligt.
Gods boodschap immers gaat veel verder,
dan ’t eeuwenoud geboortebericht.
Tweeduizendzes jaar reeds geleden,
hoorde de mens van Zijn geboort’.
En nog wordt nu in onze dagen,
’t verhaal rond Kerstmis weer verwoordt.
Steeds meer en meer ga ik beseffen,
Kerst is meer dan zomaar een feest.
Waar wij het glas horen te heffen,
op Hem die komt en ons geneest.
De stal is immers lang verlaten,
de kribbe ook al eeuwen leeg.
Kerst is nu naar de toekomst kijken,
waarheen ik mij met geloof beweeg.
’t Gaat nu om Jezus wederkomen,
niet meer als kind, maar als gezant.
Van de beloften Gods te dromen,
reeds uitziend naar ’t beloofde land.