Hij is ‘t beloofde vlees geworden woord,
de mens die w’ eeuwen lang met smart verwachtten.
Hij is Gods Zoon waarvan door ons gehoord,
die aan ons toont Zijn wonderlijke krachten.
Hij die geneest wie tot Hem komt, bevrijdt,
heeft over ons in liefde zijn gedachten.
Hij wekte doden uit hun diepe slaap,
en liet hen weer het blijde licht aanschouwen.
De boze dreef Hij uit een zieke knaap,
Hij vraagt van ons in Hem ons volst vertrouwen.
Doorgrondt ons hart en vraagt van ons het geloof,
wil zijn de rots waarop wij dat doen bouwen.
Wie Jezus als de Levensvorst belijdt,
zal nimmer in het duister hoeven wandelen.
Hij wordt door Hem van zonde en schuld bevrijdt,
vergeving is steeds weer zijn liefd’vol handelen.
Een hemelwoning wordt door Hem bereidt,
waaraan hij aan Zijn hand zal binnen wandelen.
Justus A. van Tricht
Melodie 487 L.v.dK