Door ’t duister waren wij gebonden,
met zelfs geen hand voor ogen zicht.
Terneergedrukt door onze zonden,
roepend om uitkomst en om licht.
Wie zou het luidde roepen horen,
dat opklonk in de donkere nacht.
Wie zou het licht voor ons doen gloren,
hoopvol naar uitziend en verwacht.
Wie zou het duister om doen keren,
met toortsen voor ons opgericht.
En brengend ons in blijde sferen,
verrassend komend met het licht.
Uit d’ hemel is dit licht gekomen,
God zond het op de aarde neer.
Het doet de wereld overstromen,
in Jezus Christus onze Heer.
Niet langer meer zijn wij gebonden,
maar van het duister blij verlost.
En van het zwarte kleed der zonden,
door Hem, Hij onze Vredevorst.
Hij heeft voor ons het pad gelopen,
van Beth’lem naar Jeruzalem.
Door aan het kruis ons vrij te kopen,
als Herder volgdend blij Zijn stem.