Wie met gespleten tong gaat spreken,
ontwijk hem, want hij blijkt een slang.
Die vroeg of laat u tracht te breken,
u worgen zal door zijn gevang.
Wees toch beducht, hij kan u doden,
vol gif u bijten met zijn mond.
Zijn schijn zal vriendelijk u noden,
tot u de waarheid ondervond.


God immers waarschuwt ons voor slangen,
wijst ons op 't adderengebroed.
Wil niet dat wij worden gevangen,,
maar voor hun valse beet behoed.
God weet hoe dodelijk 't gif kan werken,
wat uit hun scherpe tanden vloeit.
Wanneer zij toeslaan ons laat merken,
hoe 't hart en wezen diep doorgloeit.


Denk maar eens terug aan het verleden,
toen is dit ook al eens gebeurd.
Hoe daar de slang in d' hof van Eden,
het menselijk leven heeft verscheurd.
Daar is d' ellende al begonnen,
de slang die ons de voet dwars zet.
Maar God Hij heeft Zijn plan verzonnen,
die hem zijn valsheid eens belet.


Ook Jezus sprak ons van de slangen,
en van het adderengebroed.
Gods Zoon gezonden, werd gevangen,
wiens kruisdood voor de slang behoedt.
Hef dan het kruis voor de gevolgen,
van 't gif als u de slang ontmoet.
Dan wordt u niet door hem verzwolgen,
kunt hem vertrappen met uw voet!
Justus A. van Tricht


7 juni 2006

You have no rights to post comments