Het orgel vult de ruimte met zijn klanken
dat mooi bespeeld zijn stemmen horen laat.
De organist laat ’t orgel Gode danken
voor liefde en trouw die nimmermeer vergaat.
Hij mengt registers tot de mooiste harmonieën
die zoet en warm de kerkruimte door gaan
Wie luistert hoort bekende melodieën
waar woorden spreken van een blij bestaan.
De klanken jubelen vrijuit en juichen
al wie ze hoort zingt blij de woorden mee.
Om zich met dank voor goedheid Gods te buigen
zij dragen ons tot hemelhoogten mee.
Op wind die elke stem verder doet dragen
echoot de klank van ’t orgel stervend uit.
De blijde melodieën die ons schragen
verstillen dan ook langzaam tot besluit.