Eens draagt mijn hoofd een stralenkrans
die Jezus aan mij schenkt.
En maakt met mij een rondedans
als Hij mij daarvoor wenkt.
Want met Hem zal ik eenmaal zijn
in d’ hemelsfeer beland.
In ’t land van licht en zonneschijn
wandelend aan Zijn hand.
Er vloeien daar geen tranen meer
die druppelen uit mijn oog.
Want daar heerst slechts de vreugdesfeer
die dan mijn ziel bewoog.
Ik ga dan door de gouden deur
in ’t huis dat ik bewoon.
En daarin voert de gouden kleur
voor altijd boventoon.