Gij treft ons mensen vaak niet thuis
en vindt de deur op slot.
Kijkt door de ramen van ons hart
verduistert vaak kapot.
Uw roepstem vindt de weerklank niet
geen antwoord dat meer klinkt.
Maar toch houdt U het roepen vol
en moed U niet ontzinkt.
Ook ’t kloppen op hun hartendeur
heeft dikwijls geen effect.
Want er blijkt toch bij menig mens
een akelig defect.
Al wordt U vaak teleurgesteld
toch zet U steeds weer door.
Tot dat U eindelijk antwoord krijgt
op ’t deurkloppen gehoor.
En daar waar U dan binnenkomt
ontstaat een goed gesprek.
Daar wijst U luisterend de mens
in liefde op zijn gebrek.
De mens die zich dan tot U keert
ontvangt van U dan Heer
vergeving van zijn zondeschuld
in een ontspannen sfeer.
Dan blijkt hij eindelijk verlost
van zwarte duisternis.
Omdat in U de Christus hem
het licht geschonken is.