Gods huis wordt langzaam afgebroken
en slopen doet men ’t steen voor steen.
’t Gebouw verdwijnt stil uit ons leven
wanneer wij kijken om ons heen.
Alleen de oude monumenten
gebouwen uit vervlogen tijd
die worden nog in stand gehouden
omdat men daar niet graag van scheidt.
Zou in de stilt’ van mensenharten
nog ruimte en plaats voor God bestaan.
Of laten wij Hem maar links liggen
en roepen wij Hem minder aan.
Zijn wij Gods kinderen die nog knielen
en ons nog buigen voor Hem neer.
Ons leven aan Hem toevertrouwen
zijn in gemeenschap met de Heer.
Zal ’t woord van God steeds meer verdwijnen
dat blijkt steeds meer de grote vraag.
Laten wij er ons nog door leiden
die grote vraag geldt voor vandaag.
Wie denkt zonder God kan ik leven
die maakt daarmee de grootse fout
die hij in ’t leven maar kan maken
zonder God blijkt er geen behoud.
Want zij die God niet meer erkennen
en liever eigen wegen gaan.
Zijn vast en zeker ook vergeten
wat Jezus voor hen heeft gedaan.
Wat moet Jezus hebben geleden
onder die zware mensen schuld
van alle menselijke geslachten
en wat heeft God toch veel geduld.
De hoop op leven blijkt verloren
wie kruis en opstanding negeert.
Men van Gods liefde niet wil weten
vergeten is dat God regeert.
Maar wie zich tot de hemel wenden
met hart en ziel zich tot God keert.
God laat hem leven als herboren
zoals Zijn woord ons mensen leert.