Wat zullen wij eenmaal aanschouwen
als de ziel zal verlaten de aard.
Wanneer onze ogen zich sluiten
met onze geliefden vergaard.
Zullen wij de hemel betreden
met rondom de engelen geschaard.
Zal lichtglans ons eeuwig beschijnen
zoals ons door Gods woord verklaard.
Welk beeld staat ons mensen voor ogen
dat recht doet aan ’t Goddelijke woord.
Ons daarop gericht laat beseffen
wat jaren ons oor heeft gehoord.
Gods woorden zij willen ons tonen
de plaats waar ons thuis eens zal zijn.
Het huis waarin wij dan verblijven
in ’t licht van de hemelse schijn.
Wij mensen wij hebben de keuze
verlossing door God of verderf.
Voor hemel of hel te verkiezen
voor heil of voor ’t helse bederf.
Voor nacht in de duistere krochten
van ’t dodenrijk eindeloos zwart.
In plaats van de hemelse vreugde
met eeuwige pijn in het hart.
Gods woord belooft ons heerlijkheden
in lichtglans die nimmer verdooft.
Met schatten die Zijn hand zal schenken
en ons op zijn woord zijn beloofd.
De keus die de mens in zijn leven
zal maken bepaalt wat gebeurt.
Of hij zich aan God heeft gegeven
Gods wonder van liefde bespeurt.
De keus die wij mensen gaan maken
is maatstaf voor ’t toekomstig heil.
Als wij Gods genade ervaren
en nimmer de slag van de bijl.
Die ligt aan de voet van de wortel
waarmee God de boom nedervelt.
De boom die geen vrucht heeft gedragen
waarmee het zo slecht is gesteld.
Elk mens die op God zich zal richten
aan hem gaat Gods oordeel voorbij.
Gods koninkrijk zal hij beërven
in vreugde onder Gods heerschappij.
Hij zal uit het graf eens ontwaken
als Gods stem zijn naam klinken laat.
En lichaam en ziel weer verenigd
God hem ’t witte kleed reiken gaat.