God wijst aan het gesternte de sterren weg en baan
de plaats waar elk zijn licht zal geven om in de ruimte daar te staan
en in hun cirkeling rond te zweven zendend hun stralen in het rond
welke hen in een kring omgeven verflauwend in de morgenstond.
De mens gebruikt hen om te peilen op wegen die hij wenst te gaan
en ’s nachts vertellen aan de hemel waar hij op aarde dan zal staan.
Zij zijn de figuranten in ’t duister om ons heen
om ons steeds weer op hen te richten zij laten nimmer ons alleen
elk sterrenbeeld biedt mogelijkheden waarmee de weg bepaald
als bij een wolkenloze hemel hun licht voor onze ogen straalt.
Ontelbaar zijn de vele sterren die ’s nachts hoog aan de hemel staan
maar die ons oog steeds blijft herkennen hen volgend in hun vaste baan.