Reikhalzend zien wij uit naar ’t Rijk
de Koning, Hij die komt.
Hem erende met huldeblijk,
en zang die nooit verstomt.
Met liederen en psalmgezang,
met daarbij harp en fluit.
Om Hem te prijzen eeuwen lang,
als Hij gaat voor ons uit.
Eens komt de dag dat Jezus komt
en Gods gerechtigheid.
Dat vrede gaat van mond tot mond,
die allen wordt bereid.
Dan breekt het licht in ’t duister door,
het licht dat nooit verbleekt.
Dan gaan wij volgend in het spoor,
Hem die ons ’t licht ontsteekt.
Wij treden eens het Godsrijk in
als hemel, zee en aard’
herschapen tot een nieuw begin,
wat God ons heeft verklaard.
Omgeven met het engelenkoor,
zingen wij Gode ’t lied.
Wat galmt de hemelzalen door,
’t geluk wat Hij ons biedt.