Mijn gaan is wandelen aan Gods hand,
van dag tot dag in stil vertrouwen.
Om in Zijn licht dat mij omspant,
Zijn woord, waarop ik vast kan bouwen.
De weg te gaan die Hij mij wijst,
waarop Hij voorgaat en doet leiden.
En dagelijks mij Zijn gunst bewijst,
door steeds mijn hart weer te verblijden.
Zijn liefdegaven die ‘k ontvang,
Zijn trouw waarmee Hij steeds blijft zorgen.
Schenkt Hij mij al mijn leven lang,
en steeds opnieuw bij elke morgen.
Ervaar ik hoe God mij gedenkt,
met rijkelijk uit Zijn hand het goede.
Dat Hij in liefde aan mij schenkt,
beschut, beveiligd in Zijn hoede.
Hij heeft Zijn woning in mijn hart,
is zo nabij, in luisteren, spreken.
Hij deelt mijn vreugden, kent mijn smart,
en laat het mij aan niets ontbreken.
Van wat ik biddend Hem begeer,
daarin laat Hij Zijn liefde merken.
Hij spreidt Zijn gaven voor mij neer,
en met Zijn kracht mij steeds versterken.
In ’t gaan met God vind ik de kracht,
Hij geeft mij steun in donkere tijden.
Het is Zijn hulp die ‘k steeds verwacht,
waarmee Hij mij steeds wil verblijden.
Ja als een Herder is de Heer,
die als een schaap, mij kind blijft weiden.
Hem die ik Vader noem, Hem eer,
door Hem mijn lof steeds toe te wijden.