Het blijde woord klinkt in de nacht,
God heeft Zijn Zoon op d’ aard’ gebracht.
Door engelen liet Hij ‘t nieuws vertellen,
herders gingen naar Beth’lem snellen.
Waar zij Hem vonden in een stal,
‘t kind dat de wereld redden zal.
Ook wijzen uit een heel ver land,
brachten aan Hem hun offerrand’.
Een ster liet hen de weg steeds wijzen,
door stralend voor hen uit te reizen.
Zij schonken ‘t kind hun kostbaar goud,
dat kwam voor ziel en lijfsbehoud.
Dit kind dat kwam voor u, voor mij,
‘t maakt alle mensenharten blij.
Het moet Zijn weg gaan naar het kruis,
zo brengt al Gods kind’ren thuis.
Opdat geen mens ooit gaat verloren,
werd ‘t Christuskind op aard’ geboren.
Hij zal eens onze koning zijn,
die ons verlost van angst en pijn.
Hij zal de duisternis verdrijven,
en steeds in liefde bij ons blijven.
Totdat de grote dag zal komen,
door God beloofd waarvan wij dromen.
Dit kind is het beloofde licht,
dat God op d’ aard’ heeft opgericht.
Hij die met God ons doet verzoenen,
door onze zonden af te boenen.
Die ons wil helen en genezen,
en onze Heiland, Redder wezen.