Eens lopen wij verheugd verblijdt
over de gouden straten.
Van ’t hemelse Jeruzalem
dat eens op aard zal dalen.
Daar vinden wij wat is beloofd
voor iedereen een woning.
Want daar heerst Christus als ons hoofd
als onze grote koning.
Die gouden stad Jeruzalem
heeft twaalf gouden poorten.
En edelstenen overal
die in het zonlicht schitteren.
Er is het eeuwig bloeiend groen
en tuinen vol met bloemen.
De stad waar ’t God om is te doen
wij Hem en Jezus roemen.
Want al het oude is dan voorbij
het nieuwe is gekomen.
Gods schepping zoals is voorspeld
zal Hij in glorie tonen.
De eeuwige blijdschap wordt ons deel
in ’t eeuwig licht dat stralend.
Dan zijn weer alle dingen heel
door ’t werk van God bepalend.