De grauwe lucht wijst op een woest getij
waar storm en wind ons levensschip bedreigen.
Dat overkomt ook dikwijls u en mij
als hoge golven grip op ’t schip gaan krijgen.
Dan zijn wij stuurloos vaak in deze uren
wanneer de Grote Stuurman aan ons rad ontbreekt.
De storm lijkt dan wel eindeloos te duren
wanneer de wind zich krachtig op ons wreekt.
De grote angst is dat ons scheepje zinkt
en dat het water ons zal overspoelen.
Dat men ten onder gaand met ’t schip verdrinkt
de kille handgreep van de dood zal voelen.
Die in de donkere diepten ons laat glijden
waaraan geen drenkeling al spartelend ontkomt.
En in de korte tijd dat hij moet lijden
weet dat zijn angstkreet in de duisternis verstomt.
Wie echter met de Grote Stuurman gaat
heeft van geen lucht en woest getij te vrezen.
Als hij aan ’t roer de Grote Stuurman laat
dan zal er door Hem steeds weer uitkomst wezen.
Hij spreekt de wind en golven toe te zwijgen
en op Zijn woord wordt alles rondom kalm en stil.
Want wind en golven moeten zich wel neigen
naar de gesproken uiting van Zijn wil.
Wie kent in ’t leven niet zo’n woest getij
met harde winden huizen hoge golven.
Staat dan de Grote Stuurman hem terzij
dan wordt hij niet door ’t stormgeweld bedolven.
Met Hem aan boord dan is die mens geborgen
dan zeilt hij verder op een uiterst kalme zee.
Kent met de Grote Stuurman dan geen zorgen
want die neemt hem naar ’t vaste einddoel mee.