Vergeet o mens dit ene niet
al ’t geen in bruikleen slechts verkregen.
Van alles wat de Heer u biedt
dat is besprenkeld met Zijn zegen.
Al ’t aardse wat de Heer u schenkt
dat is met tijdelijkheid omgeven.
Maar wel met ’s Heren liefd’ doordrenkt
Hij overspoelt daarmee uw leven.
Weet eenmaal komt voor elk de dag
dat aards bezit hem niet zal baten.
Dan maakt God hem van ’t uur gewag
om alles achter te gaan laten.
Maar wie zijn ogen heeft gericht
op wat hierna voor hem zal komen.
Ziet dan in ’t Goddelijk hemels licht
vervulling van zijn schoonste dromen.
God reikt hem dan Zijn schatten aan
die roest noch mot kunnen verslinden.
En tot in eeuwigheid bestaan
zoals die nergens zijn te vinden.
Elk die zijn hart naar boven richt
op wat hij eenmaal zal ontvangen.
De heerlijkheid Gods toegedicht
mag daar hartstochtelijk naar verlangen.
Want dan is er geen bruikleen meer
ontvangt de mens het eeuwig leven
Zijn schat, een leven tot Zijn eer
de rijkdom Gods die Hij zal geven.
Daar zijn Gods tijden mee vervuld.
een feest zal ‘t eeuwig leven wezen
Als God Zijn gaven ons onthult
waarvoor Zijn naam dan zij geprezen.