Ik liep in d’ avondstilt’ te wandelen,
dichtbij de zee in ’t rulle zand.
Waar ik het water hoorde bruisen,
dat schuimend spoelde op het strand.
Ik keek naar de zwart fluwelen hemel,
met al zijn sterren om mij heen.
Die ik met hun gouden flonkeringen,
wilde gaan tellen een voor een.
Toen plotseling een stem ging spreken,
Mijn kind, dat tellen lukt je niet.
Het aantal sterren is veel groter,
dan jij met mensenogen ziet.
Want elke ster die je ziet stralen,
vertelt een mooi verhaal aan jou.
Dat boven je staat opgeschreven,
’t spreekt van Mijn liefde en Mijn trouw.
Ik ben de Schepper van dit alles,
wat door Mijn woorden is ontstaan.
Wanneer je naar ’t verhaal zult luist’ren,
kun je de boodschap ook verstaan.
Ik heb de dag, de nacht geschapen,
met elk hun licht aan ’t firmament.
Om over mens en dier te waken,
daarvoor is ’t hemellicht bestemd.
Des nachts zijn het de maan en sterren,
des daags is dat de gouden zon.
Waarnaar de mens zijn voet kan richten,
als hij zijn trektocht weer begon.
’t Getal der sterren is oneindig,
zij staan ook voor Mijn eeuw’ge trouw.
En voor Mijn grenzeloze liefde,
waarmee Ik Mij steeds wend tot jou.
Door ’t hier in stilt’ te openbaren,
schenk Ik de sleutel naar geluk.
Die Ik in de avondstilt’ wil geven,
ver van ’t gejacht, dagelijkse druk.
Geniet maar kind je mag ervaren,
dat Ik je God en Schepper ben.
Je Vader kind niet te vergeten,
en elk van jouw gedachten ken.
Ik was verbaasd door deze woorden,
tot mij gesproken op het strand.
Maar ’t voelde veilig en geborgen,
daar op het strand aan Vaders hand.
Ik zal ook nimmermeer vergeten,
dat wonderlijk speciaal moment.
Wat Hij in liefde mij liet weten,
bemint te zijn, geliefd, gekend.