Wanneer een mens met open ogen
de wonderen van Gods schepping ziet.
Dan moet zijn hart wel zijn bewogen
om schoonheid die de Schepper biedt.
Geen mensenhand kan zoiets maken
wat door Gods woord en hand bereid.
Aan wonderlijke scheppingszaken
die hij voor zich ziet uitgespreid.
De zon, de maan, planeten, sterren
de bergen, weiden op het land.
De zee met d’ horizon zo verre
het schuimend water van het strand.
De dieren die de aarde sieren
door God gekleurd op aard en zee.
Zij zijn het die met ons steeds vieren
de scheppingsvreugd naar Gods idee.
Verwondering kan enkel blijken
als we in de wereld rond ons zien.
Waar God de Heer mee wil verrijken
en van Zijn zegen wil voorzien.
Want zegen hoort bij ’t scheppingsleven
bleek vanaf ’t eerst moment bepaald.
Dat is wat God het liefst wil geven
alles met Zijn liefd’ overstraalt.