De hemel kent een jaargetijde
is plaats waar 't altijd zomer is.
Met allen die zich daar verblijden,
oord waar het goed vertoeven is.
Waar 's hemels licht ieder omstraalt
dat vreugde en blijdschap steeds bepaald.
Hier koestert God al Zijn beminden
vanuit Zijn eeuwig liefd'vol hart.
Men zal er nimmer tranen vinden
geen leed, geen moeiten en geen smart.
Hier voert Gods vrede boventoon,
aanbidt men Vader, Geest en Zoon.
In d' hemel met elkaar verbonden
worden wij door Gods liefd' gevoed.
En met haar draden rijk omwonden
wordt zij op elke plek ontmoet.
Heel d' hemel is van haar vervuld
God heeft er ieder mee verguld.
Daar klinken altijd vreugdezangen,
daar wordt voor altijd feest gevierd.
Is elk met ’t witte kleed omhangen,
dat hem daar voor Gods ogen siert.
Daar kent men nimmer uur noch tijd
want daar bestaat slechts d’ eeuwigheid.
Melodie 479 Liedboek v.d. Kerken