Eens zullen wij door straten lopen,
waar huizen staan van louter goud.
Gaand door de stad waarop wij hopen,
aan d' hand van Christus zo vertrouwd.
Dan zal Hij ons de plaatsen wijzen,
het huis waar ieder wonen zal.
Waar w' eeuwig jong zijn, nooit vergrijzen,
bijeen vergaard in groot getal.
Daar zullen wij het loon ontvangen,
voor trouw in 't volgen van de Heer.
De schatten ziend van ons verlangen,
door Hem beloofd, legt voor ons neer.
Het witte kleed wordt ons geschonken,
waarin wij voortaan zullen gaan.
Spijs wordt gegeten, wijn gedronken,
en 't eeuwig feest voor d' ogen staan.
Gods heerlijk licht zal ons omstralen,
in al haar glans en heerlijkheid.
Dan wordt ons op Zijn gouden schalen,
't beloofde eeuwig heil bereidt.
Wij zullen uit de bronnen drinken,
waaruit steeds 't levend water komt.
Nooit dorst meer kennen en doen klinken,
op God in vreugd die nooit verstomt.
Justus A. van Tricht
14 juni 2006