De hemel is met goud gevuld
en weerspiegelt haar glans.
Waar men zingend de ruimten vult
genietend van de dans.
Men speelt er harp en tamboerijn
en blaast er op de fluit.
Hier heerst een sfeer van vrolijk zijn
en dat wordt ook geuit.
De hemelzalen weids en groot
zijn zeven in getal.
De hemel kent geen woningnood
maar die biedt plaats voor al’.
Het goud wordt door de zon bestraald
fonteinen spuiten hoog.
En niemand die voor iets betaalt
dat hoeft daar geen betoog.
Want alles wordt tesaam gedeeld
van brood tot beste wijn.
Niemand die er zich ooit verveelt
zo fijn als ’t er moet zijn.
Dus kijk maar naar de hemel uit
daar wordt men eens verwacht.
Als God je roept en Hij besluit
dat ’t hemelshuis je wacht.