Waarom kijk je zo bedrukt
welke last heb jij te dragen.
Dat ’t in ’t leven niet meer lukt
mens wat heb je dan te klagen.
Waarom zie Ik toch nog steeds
droeve tranen in je ogen.
Al je zonden heb Ik reeds
weggedragen diep bewogen.
Waarom kijk je toch niet blij
alle schuld is je vergeven.
’k Droeg ze aan het kruis voorbij
opdat jij voortaan zou leven.
Waarom geloof je Mij nog niet
en blijf je nog steeds volharden
In dat nodeloos verdriet
dat je enkel blijft verwarren.
Kijk maar Ik ben opgestaan
zie de tekenen in Mijn handen.
Want ook jij mens bent voortaan
vrijgepleit van schuld en schande.
Neem toch Mijn verzoening aan,
daarvoor gaf ik juist Mijn leven.
Dat ook voortaan jouw bestaan
weer met licht zou zijn omgeven.
Laat je twijfels nu toch varen,
luister niet wanneer men zegt.
Dat God zonden blijft bewaren
die je worden voorgelegd.
Alles wat God heeft vergeven
door Mijn bloed voor jou van Mij.
Heeft Hij nu een plek gegeven
en daar komt Hij nooit meer bij.
In de diept der zee geborgen
kijkt God daar nooit meer naar om.
En ook op de Oordeelsmorgen
ligt daar niet de optelsom
van je zonden ooit bedreven
want Ik heb je vrijgepleit.
Door Mijn kruisdood zul je leven
tot in alle eeuwigheid.
‘k Ben je Heiland en je redder
neem Mijn woorden dus maar aan.
Kies in ’t leven Mij als Herder
die je altijd voor zal gaan.
Blijf je in het zwart niet kleden
van Mij krijg je ’t witte kleed.
Als je eens zult binnentreden
in het land dat hemel heet.